ukiool, ‘ukelele incognito’ – banjogitaar – houten banjo
klompviool – Javaanse rebab –
Ukiool, ‘ukelele incognito’
Hans de Louter:
Een door mij in 2002 gebouwde ukelele in de vormgeving van een oude viool, maar met de speelaard, de stemming en een volle, gedragen klank van de ukelele. Door het gewelfde boven- en onderblad bezit dit instrument een goed projectievermogen. Er is geen gebruik gemaakt van een stapel, maar het instrument is voorzien van een extra discantbalk.
Technische gegevens
Mensuur: 34,5 cm
Gebruikte houtsoorten
- bovenblad: fijnjarig Fichten-hout
- onderblad: gevlamd esdoorn
- toets: ebbenhout
Lak: oranjebruine olielak.
- ukiool
- ukiool
Banjogitaar
Hans de Louter:
Een experimenteel model, waarbij het belangrijkste klankvormende element bestaat uit een natuurlijk banjovel, gemonteerd op een massief Fichten-houten bovenblad. Het volume is hierdoor fors en warm van klankkleur. De gitaar kenmerkt zich door een typisch ‘swamp’-geluid, zodat het instrument zich naast een versterkt podiumgebruik ook goed leent voor akoestische buitenoptredens.
Technische gegevens
Mensuur: 63,5 cm
Gebruikte houtsoorten
- bovenblad: fijnjarig fichte-hout
- onderblad, hals en krans: esdoorn
- toets: ebbenhout
- banjogitaar
Houten banjo
Hans de Louter:
Deze houten banjo is gegoten in de vorm van een ‘sister’, of te wel ‘cittern’ (Engels).
Bij de tokkelinstrumenten zijn er drie hoofdvormen aan te wijzen: gitaar-, luit- en sister-achtig en dit heeft te maken met de kastvorm.
De akoestische gitaarvorm kent iedereen wel, maar van de andere twee instrumenten is een verklaring een stuk duidelijker.
De luit heeft de vorm van een ei, met het smalle gedeelte van deze ei naar de hals toe gericht, het kent geen onderblad maar duigen die in een ronde vorm zijn gebogen.
De sister heeft deze eivorm ook wel, maar heeft een plat onderblad.Het is een experimenteel model: geheel van hout, terwijl de meeste onderdelen van een tenorbanjo zijn: de banjo-mechanieken, de kop van een banjo, het staartstuk met de kam en de armhouder.
Technische gegevens
Mensuur: 58 cm
Stemming: G-d-a-e (= Ierse Folkstemming)
Gebruikte houtsoorten
- bovenblad: ceder
- onderblad: Indisch Palisander
- hals: mahonie
- toets, kop en kam: ebben
- houten banjo
- houten banjo achter
- houten banjo kop
Klompviool
Hans de Louter:
Historisch gezien werden er door het ontbreken van geldelijke middelen,sporadisch violen gebouwd met als basis een veelal versleten klomp. Daar de klankstructuur van dit houten schoeisel te wensen overlaat, klinkt deze viool net zo origineel als ze er uit ziet. Dit instrument heb ik gebouwd in augustus 2005, om een oud-Hollandse traditie in ere te houden.
Technische gegevens
Mensuur: 32,5 cm
Gebruikte houtsoorten
- corpus: populier
- bovenblad: Fichte-hout
- hals: gevlamd esdoorn
- klompviool
- klompviool
Javaanse rebab, restauratie
De rebab – langhalsluit – is een strijkinstrument van het Javaanse gamelanorkest. De bespeling is voorbehouden aan de leider van het orkest. De rebab-speler begint vaak met een korte introductiesolo. In het gamelanorkest is de rebab het melodie-instrument bij uitstek; het blijft stil in luide muziekstukken.
De sterk gekromde strijkstok wordt in de rechterhand gehouden, waarbij ringvinger en pink het paardenhaar spannen. Het instrument heeft geen toets, de toonhoogte kan door enkele druk van de vingers worden bepaald op een uiterst verfijnde manier (kwarttonen etc.).
De Javaanse rebab heeft een driehoekige (met afgeronde punten, naar beneden wijzend), houten klankkast, die aan de voorzijde bespannen is met een vel. De kast is aan de achterkant en zijkanten bekleed met rood katoen. De punt, hals en schroeven zijn van gedraaid hout. De hals loopt door de klankkast heen en gaat over in de punt. Een koperen snaar wordt door de bovenkant van de hals met beide uiteinden aan de twee gedraaide zijstandige stemschroeven bevestigd en loopt via de hoge platte kam op het vel rond de punt en is aldus tweemaal over het instrument gespannen. De twee delen worden gestemd in ‘Gulu’ en ‘Nem’, dat wil zeggen, in Gamelan Pelog: Es – Bes en in Gamelan Slendro: E – B. De snaarhelften worden ‘Jindra’ (mannelijk) en ‘Istri’ (vrouwelijk) genoemd.
Hans de Louter:
Het restauratieproces van zo’n Javaanse rebab wordt hieronder stap voor stap in beeld gebracht.
- te restaureren Javaanse rebab
- de Javaanse rebab ligt uit elkaar. Het papieren klankvel is verwijderd; dat gaat nu een dierlijk vel krijgen.
- het corpus aan de binnenzijde
- het nieuwe vel wordt in warm water geweekt
- het natte vel is met warme lijm op zijn plaats gelijmd en wordt tegen gehouden door een spanband
- de randen worden na droging weggesneden
- de kast met een strak vel, dat niet meer van z’n plaats komt
- een sopje met de bekleding van de rebab
- de bekleding van de corpus van de rebab
- een tussenstand: de rebab in de huidige staat
- de gebroken kam, de messing snaren en het vlieseline voor de rebab
- de nieuwe kam van de rebab wordt overgetrokken van het resterende stukje hout
- de kop wordt bijgemaakt en uitgezaagd
- met een vijl wordt de vorm aangegeven van de benen
- het bovenstuk wordt aangepast
- de gleufjes van de twee snaren worden in de kam ingezet
- de kam van de rebab wordt gepolijst en op kleur gebracht
- de gaten van de tere bekleding worden met vlieseline gedicht
- en verborgen zakje voor de hars (of misschien wel een ontbijt)
- de corpus van de rebab aan de voorkant
- alle houten onderdelen van de rebab zijn van bijenwas voorzien; zo komt de glans weer terug
- de kam van de rebab met de twee snaren (uit één stuk)
- er is één snaar gebruikt die aan de onderzijde over een stukje metalen draad wordt gewikkeld
- aan de bovenzijde gaan de twee snaren gezamenlijk naar binnen om via de stempennen opgewikkeld te worden
- deze rebab heeft zijn restauratie gehad
- de bijbehorende strijkstok van de rebab
- de achterkant van de strijkstok met een omwikkeld gedeelte om de haren met de hand te spannen
- de kop van de strijkstok – de garnaal
- de positie van de hand om de haren te spannen
- de rebab, bewerking van een afbeelding uit Falk’s ‘The raja of the gamelan’ door Charlie Crooijmans