Voettocht naar Santiago de Compostela
Over de Camino Francés deel 1
Hans de Louter
Inleiding
Al enige jaren leefde in mij het plan om eens een pelgrimage te voet naar Santiago de Compostela te maken met als doel ruimte te creëren voor andere aspecten van het leven dan zich zoal aan een kleine ondernemer voordoen; altijd maar druk bezig zijn en eigenlijk wat weinig ruimte voor mijzelf.
Ik was 49 jaar (=7×7) geworden in het jaar 2005 (is ook 7) dus moest het er nu maar van komen. Ik wilde graag een langere periode alleen zijn met alleen maar het wandelen en mijzelf voor de boeg: een pelgrimage als een parkeerplaats op je levenspad.
Het heeft zo’n 2 jaar aan mentale en praktische voorbereiding gekost voordat ik daadwerkelijk op 25 juni 2005 met de trein op pad ging. Mijn intentie was om deze tocht zo ‘basic’ mogelijk te ondergaan met slechts een rugzak van maximaal 7 kilo.
Dit moest maar genoeg zijn want uit religieus c.q. spiritueel inzicht leek mij iedere vorm van onnodig voorbereiden gebaseerd op angst; vertrouwen vraagt om een open geest nietwaar?
Mijn steun en toeverlaat vond ik in een boekje, uitgegeven door de ANWB, voorzien van bezienswaardigheden en gedetailleerde wandelkaarten, een echte aanrader.
Op de vooravond van mijn vertrek schreef ik in mijn dagboek:
“Morgen ga ik de droom aan:
wat is het toch heerlijk,
Om vol passie een kuil te graven,
Waar je onbevangen in mag springen.”
Daar ik geen geoefende sportman ben en de voornemens had om een voetreis van ongeveer 800 km te gaan lopen, voelde ik mij lichtelijk verscheurd tussen een opkomende euforie: het gaat werkelijk gebeuren, en een lichte schrik om het hart: hoe zwaar zou het worden? Ook hier was vertrouwen weer volledig op zijn plaats.
26 juni, aankomst te St. Pied de Port
Een klein boemeltje brengt mij van Bayonnes naar het vertrekpunt van de Camino, St. Pied de Port, een pittoresk dorpje in Frankrijk aan de oostzijde van de Pyreneeën.
We arriveerden met een handjevol pelgrims uit diverse landen en het trof me dat de sfeer onderling direct al zo vriendelijk en vol respect was, waar ik overigens de gehele tocht van genoten heb.
De Camino: ‘een mooie kleine wereld op de grote aarde’.
Na me ingeschreven te hebben bij een Nederlands steunpunt aldaar, het ‘Accueil Saint Jacques’, heb ik een passend onderkomen gevonden bij Madame Camino, een hoogbejaarde vriendelijke dame die me gastvrij ontving in een oud, maar prachtig etablissement met een passende geur van antiekwas en parfum.
De avond vooraf gaande aan de eerste wandeling heb ik getracht mijzelf enigszins voor te bereiden op wat zou kunnen gaan komen en heb Spirit gevraagd om samen te lopen en Hij heeft toegestemd;
“laat mijn invulling open zijn”.
Na op de eerste wandeldag in de Pyreneeën een verkeerde afslag te hebben genomen vond ik mijn troost in 3 zeearenden die boven mij cirkelden, ze bleven maar rondjes draaien, een werkelijk prachtig gezicht. Het bleek direct al een zware beproeving te zijn: 39’C en de tocht ging steil omhoog, in eerste instantie over de weg en na Hunto, het laatste gehucht voor de lange klim, ook overgaand in kleine geitenpaadjes, rijkelijk voorzien van grote en kleine stenen, die als opstap voor elkaar fungeerden.
Uitgeput maar blij verrast bereikte ik na een kleine 10 km mijn eerste ‘refugio’, een herberg, c.q. toevluchtsoord voor pelgrims: Orrizon. Op vertoon van de ‘Credencial del Peregrino’ – een soort stempelkaart, welke het bewijs levert voor de afgelegde tocht – kan een pelgrim voor weinig geld daar een eenvoudig onderdak krijgen. Hier heb ik dankbaar gebruik van gemaakt.
Roncevalles en Zubiri
Het was een prachtige tocht door de Pyreneeën, droog, dor en onbegroeid. Brandend zand en nergens water. De enige confrontatie die overblijft, is die met jezelf. Op het hoogste- en hoogtepunt van deze dag zag ik een grote groep gieren, het zullen er ongeveer 30 geweest zijn, boven mij rondjes draaien. Een fascinerend schouwspel met de wetenschap dat ik alleen nog maar hoefde om te vallen.
Roncevalles is een klein gehucht, bestaande uit een groot klooster, een kerk en een plukje horeca. Het was voor mij een verrassing dat de slaapzaal van het klooster gerund werd door vrijwilligers van het ‘Nederlands Genootschap van Sint Jacob’. Er viel mij een vriendelijk onthaal ten deel, ook de sfeer bij de destijds 110 aanwezige pelgrims was groots, getuige het oorverdovende gesnurk.
Op 29 juni vervolgde ik mijn tocht naar Zubiri. Alle beloofde drassige gebieden zijn verdwenen; het is de droogste tijd in Spanje sinds 60 jaar, wat aan de natuur goed te merken is. Mijn Bourgondische aard heeft mij behoed voor deze uitdrogingsgevaren.
“Ondertussen ben ik een meester geworden in het loslaten:
ik ben kwijt:
- mijn badhanddoek,
- een paar sokken,
- mijn broek,
- mijn nieuwe hoed, maar gelukkig weer terug gevonden.”
De omgeving waar je zoal tijdens deze tocht doorheen loopt is erg divers: een overweldigende natuur, afgewisseld met grote dorre vlakten, pittoreske dorpjes en saaie industriewijken. Na een aantal dagen leert men een aantal andere wandelaars kennen en in de loop van de tijd worden enkelen je ziels- maar ook lotgenoten.
Zo viel het mij op dat ik niet de enige was die het zo nu en dan moeilijk had, we konden veel voor elkaar betekenen.
“hoe meer blaren, hoe zachter het loopt,
gelukkig ben ik mijn lichaam niet”
Onderweg naar Pamplona
De route liep door een prachtig stuk natuur met een meanderend riviertje. Mijn rustpunt vond ik in een meditatie aan de oever op een grote steen. Libelles vlogen om mij heen en de zon was mild die dag.
Tijdens deze meditatie sprak Spirit tot mij:
“ik ben het licht, de waarheid en het zijn”
Het was waardevol om tijdens het lopen hier alle ruimte voor te kunnen vinden om de diepere betekenis hiervan diep tot mij door te kunnen laten dringen, want in het dagelijkse leven gunde ik mezelf hiervoor vaak te weinig ruimte.
Het enige waar ik mezelf eigenlijk mee bezig hoefde te houden was het vinden van een slaapplaats, wat overigens weinig moeite heeft gekost, het eten en drinken en natuurlijk het lopen zelf als enige ware daginvulling.
Mijn hoofd zat blijkbaar zo vol dat het een paar weken duurde voordat het denken stopte, hetgeen resulteerde in een weldadige rust in mijn hoofd. Nu bleek mijn aandacht zich meer te richtten op de kleine alledaagse dingen om mij heen, die misschien nog wel belangrijker voor mij waren dan de gebruikelijke dagelijkse rompslomp.
Zo blijkt een steen de vorm van een hart te kunnen hebben of duiken twee vechtende (liefkozende?) wezeltjes weg in de bosjes.
Eindelijk veel ruimte voor mijn innerlijke beleving.
In Pamplona, de eerste grote stad op mijn pad, bleek de gemeentelijke herberg gesloten. Men maakte zich daar op voor een jaarlijks terugkerend evenement; de stierenrace door de straten in het centrum aldaar. Dit fenomeen is beroemd geworden door een beschrijving van dit spektakel in een van de boeken van Ernest Hemingway, met als gevolg dat vele toeristen de stad in deze tijd komen bezoeken. Een aardige bijkomstigheid was dan ook dat er voor de pelgrims geen plaats meer was in de herberg…
Even een kennis bellen:
Ik heb geprobeerd met een Nederlandse mobiel een Franse mobiel in Spanje te bereiken en via een Spaanse ‘helpdesk’ werd ik in vloeiend Engels de mist in geholpen. Door krachtdadig optreden mijnerzijds is het uiteindelijk toch gelukt.
Helaas stond de mobiel uit: shit happens.
Een gesprek met Eva, een Duitse vrouw in een restaurant:
“Wie war der Fish?
Die lackierung war nicht gut.”
Per slot van rekening ben ik vioolbouwer, nietwaar?
“de eeuwig durende strijd om het loslaten:
- mijn broek is terug,
- waterfles verdwenen.”
Naar Puente la Reina
Inmiddels is het 1 juli en ik heb een zware dag, mede doordat ik gisteren veel heb gelopen. Ik ben niet vooruit te branden, maar gelukkig was ik niet de enige: op een idyllische plek aan een meertje ontmoette ik 4 Fransen met 1 ezel.
Ze vertelden mij dat het niet mee viel om een parkeerplaats voor een ezel op een camping te vinden, waardoor ze zich noodgedwongen tot vrije recreatie hadden overgegeven.
Daar zij later 1 dag op mij voor liepen werden de (talrijke) ezelkeutels mij tot leidraad en de bevestiging van de Camino, de weg naar
Santiago de Compostela.
Onderweg kwam ik de Duitse dame weer tegen, die zich bij mij kwam beklagen dat ze door een ezel de weg was afgedrukt, de doornstruiken in, zoals ze desgevraagd zei. een roodbevlekte Eva.
“als Engels de taal der Engelen is,
Dan moet het wel de wereldtaal worden.”
Het was heet en mijn drinkwater was bijna op. Zo kwam het dat ik een verkeerde afslag heb genomen, die toch echt duidelijk was aangegeven. Na een kilometer of zo te hebben doorgelopen bevond ik mij in een doodlopend aspergeveld.
Daar trof ik een eveneens verdwaalde peregrino (pelgrim) aan, een luidsprekende en heftig zwaaiende Italiaan. De conversatie was boeiend en kon zo als cabaret worden uitgebracht: we verstonden elkaar geen woord. Mijn drinkwater was inmiddels op en hoewel hij het niet had kunnen weten, gaf hij mij ongevraagd een flesje citroenlimonade.
Met dank aan De Grote Voorzienigheid.
We zijn elkaar later nog meerdere malen tegengekomen en hebben hier nog smakelijk om gelachen.
“tijd:
oneindig continuüm van geest,
eindige beperking van ons ik”
Op 2 juli ben ik gaan lopen onder een brandende zon, tot zo’n 38‘C, vermoeid en een hoofd vol tegenzin. Een zandpad liep steil omhoog tussen oude dennenbomen door en onder een van deze bomen heb ik tijdens een pauze in mijn minibijbeltje gelezen; ‘Johannes en Paulus’.
Tijdens een lichtmeditatie op de top van de heuvel, zittend onder een olijfboom, zag ik beelden van het oude Palestina.
Het landschap waar ik zojuist doorheen getrokken was, kwam merkwaardig veel overeen met mijn beeld van de oude christelijke wereld. Na afloop van deze meditatie voelde ik me op vleugelen gedragen en tot mijn grote verrassing kreeg ik bij het water halen in het volgende dorp een groene olijf aangeboden door de plaatselijke cafédame. Met grote dank aanvaard.
Puente la Reina is een oud, charmant stadje en uit historisch oogpunt belangrijk omdat hier twee grote pelgrimsroutes samenkomen. Ik had me net op een terras genesteld toen mijn oog viel op een bijzonder winkeltje, direct tegenover mij. Er was een meubelmaker aan het werk die als vermoedelijke bijverdienste allerlei pelgrimsattributen verkocht. Hier vond ik mijn derde been; een ruwhouten stok, met knop, die later mijn staf werd, voor de symbolische prijs van € 7,50.
Via Estella naar Logroño
Op een morgen toen ik de refugio verliet bleek dat er in het hele gehucht geen ontbijt, en nog erger, geen koffie te verkrijgen was. Mijn koffiebehoefte heb ik tijdens mijn vele stops onderweg wel weer weten aan te vullen, maar lopen op een lege maag draagt niet bij aan mijn levensvreugde. Ik hoefde slechts een meter of 50 te lopen toen ik een vers half stokbrood voor mij op een muurtje klaar zag liggen; keurig in de schaduw, zelfs nog niet aangepikt door de vele vogels in de buurt aldaar. Wederom dank aan De Grote Voorzienigheid.
Op de volgende overnachtingsplaats bleek het enige restaurant te zijn gesloten. De eigenaar had de dag ervoor besloten het aardse bestaan af te sluiten en te gaan hemelen. Alle respect, maar het was wel lastig. Gelukkig waren wij, 5 pelgrims, in staat voldoende boodschappen in te slaan om de dag met een gezellig feestje te kunnen afsluiten: Partytime.
Daar de blaren inmiddels mijn sandalen uitrezen heb ik toch maar besloten om even mijn situatie in een ziekenhuis in Logroño door een arts te laten evalueren, want de gezondheidszorg met betrekking tot mogelijke wandelproblemen bij de pelgrims is bij een aantal aangewezen ziekenhuizen gratis. De arts bleek onder de indruk te zijn en geruststellend heeft hij er een collega bij gehaald. Samen hebben ze mijn voet in het vloeiend Spaans ingezwachteld. Het was gezellig en tevens erg vriendelijk van ze dat ik verbandmateriaal voor onderweg mee kreeg, maar de omvang was ruim voldoende om mijn gehele lichaam te kunnen mummificeren. Zo heb ik ook anderen onderweg mogen helpen.
Bij terugkomst van het koffiedrinken bleek mijn stok te zijn verdwenen, hij was ook erg mooi. Ik voelde me enigszins gedesillusioneerd en de oneerlijkheid van het voorval hield me bezig. Het verbaasde mezelf dat ik in zo’n korte tijd zo vertrouwd, maar ook zo gehecht was geraakt aan een stuk hout. Ik miste mijn staf en misschien was dat wel de reden dat mijn gevoel van status op de proef werd gesteld: in het bos, op zo’n 12 km loopafstand, had zich die dag een ex-pelgrim geposteerd, die zijn passie vond in het maken en het gratis uitdelen van wandelstokken aan de wandelaars, die nog geen stok hadden. Eenvoudiger kon het niet: hij was gemaakt van ruw wilgenhout en veel te lang, maar ik heb er toch met veel plezier mee gelopen.
Een verrassende les in nederigheid.
Naar Belorado
“pelgrimeren:
Waarom moet je zover lopen om jezelf te vinden?”
Inmiddels is het 7-7-2005, een dag die in gepaste heiligheid doorgebracht mag worden. Vandaag heb ik van Navarette naar Venturo gewandeld en hoewel ik voor een rustdag had gekozen, ben ik toch maar op pad gegaan: ik voelde kleine duwtjes in mijn rug, ook al doordat alle logies bezet of te duur waren.
Spirit raakte me onderweg aan en Maria verscheen door middel van een zonnereflectie in een briljant vol licht in mijn bril. Het was een heerlijke dag vol zelfbezinning en mede doordat ik slechts 10 km heb gelopen, was er veel ruimte voor meditatie.
Tijdens één van mijn vele kerkbezoeken onderweg werd ik ontvangen met prachtige madrigalen, hemels gezongen religieuze liederen, gelardeerd met het geluid van een klopboormachine, die voor een passend ‘AUM’-geluid zorgde. Mijn verbazing was compleet toen mijn blik viel op een beeld van Jezus, voorzien van een goudbrokaten rok en een Maria die van boven hoogmoedig op de gelovigen neerkeek.
Zo heeft ieder zijn eigen interpretatie van de religie.
Mijn zicht werd tijdens een wandelpauze beperkt door een honderden meters lange stenen muur en misschien is mede hierdoor mijn inzichtelijkheid met betrekking tot de route af genomen: ik ben mijn routeboekje kwijt. Mijn loslatingsproces voltrekt zich nu met rigoureuze stappen. Ik heb dus geen idee meer waar ik heenloop en kan mij alleen nog maar verlaten op de gele pijlen en borden onderweg. Ook de informatie over slaapplaatsen, en andere nuttige zaken, stond mij niet meer ter zijde. Weer loslaten dus, met als resultaat dat de laatst beschikbare slaapplaats in de refugio aan mij werd toegekend.
Ook een dag vol liefde:
“de enig ware eeuwigdurende energie die er bestaat is die welke de eenheid zoekt; de rest is gebaseerd op angst”,
“een tractor die mij op staat te wachten met het nummerbord: LO-VE”
Mijn start voor vandaag naar Belorado was moeizaam en zo kwam het dat ik mezelf uitgeput terug vond met mijn rug leunend tegen een vangrail van een nietszeggende oprit; de motivatie liet het even afweten. Het enige vocht wat ik nog bij me droeg zat in mijn blaren.
Iedere ware pelgrimage kent naast de verrukking van het avontuur ook de kruisgang; als je jezelf wilt leren kennen, kom je onherroepelijk in contact met de (vrijwillig) opgeworpen grenzen van je eigenheid.
Hier vond ik vlak voor mijn voeten een engelenveertje, met een heerlijk gelach op de achtergrond:
Het verhaal van de engelenveertjes:
“Als we er op letten, komen we het hele jaar door overal kleine witte veertjes tegen, soms zijn het donsveertjes, soms zijn ze wat groter.
Ze vertellen ons dan dat er een engel naast ons staat, noem het maar onze beschermengel.
Persoonlijk ben ik van mening dat er altijd een engel ons ter zijde staat, maar het is heerlijk om hier even aan te worden herinnerd.”
De rest van de dag heb ik wederom op vleugelen mogen lopen en heb uiteindelijk een grotere afstand afgelegd dan ik in eerste instantie van plan was. Na zo’n 26 km gewandeld te hebben viel mij een warm welkom ten deel in Belorado; een sfeervol en fraai stadje, opgesplitst in twee delen door een opgedroogde rivier.
Zo zat ik op één van deze oevers mijn stok wat bij te werken met een soort priem uit mijn zakmes. Er moest een gaatje aan het uiteinde worden gemaakt om er een touwtje aan te kunnen bevestigen.
Een jonge vrouw sprak mij aan:
“What are jou doing?
I’m trying to make a flute out of it”
Helaas is ze enigszins verbouwereerd weg gelopen.
San Juan de Ortega en Burgos
Na een lange stoffige dag lopen kwam San Juan de Ortega in zicht. De tocht hierheen was enerverend en liep over de toppen van de heuvelen, met fraaie uitzichten. De route liep grotendeels over een zandpad, aan weerszijden voorzien van weldadige bossen. Midden in het bijna niets staat een authentiek klooster, met een onderkomen voor de pelgrims: Spartaans, maar ‘met inhoud’, een indrukwekkende kerk en een café.
Twee wat oudere Spaanse dames met slippers en schort kwamen aan het eind van de middag even langs om de pelgrims hun stapelbed te wijzen. Ditmaal trof ik een versleten vooroorlogs model, want door het langdurige gebruik was enige speling in de verbindingsstukken ontstaan.
“toen beneden zich omdraaide, werd boven zeeziek”
Aan het begin van de avond werd aan alle gasten een traditionele broodsoep aangeboden, gemaakt van knoflook, behangerslijm, brood en water. Deze was welkom en smaakte heerlijk, mede door de pelgrimsliederen die door de aanwezigen werden gezongen.
“aan het oordeel gaat de waarneming vooraf”