Hans de Louter maakt en repareert instrumenten – Rebab raakt gevoelige snaar bij Hans de Louter – Open Monumentendagen 2015 – Blij met zevende snaar – Klank halen uit hout – Apeldoornse viool steekt de oceaan over – Een rijk leven met snaarinstrumenten – Hans de Louter levert zijn meesterwerk af
Hans de Louter
eigen ambacht, door Karel van Delft
Hans de Louter (53) is een ambachtsman, een topper in zijn vak. Hij is één van de slechts dertig leden van de gerenommeerde Nederlandse Vereniging Muziekinstrumenten-Makers (NVMM). Zijn klantenkring loopt uiteen van mensen die een eenvoudige fabrieksviool of cello voor hun kind huren tot liefhebbers die een handgemaakt kwaliteitsinstrument zoeken. Onder zijn klanten bevinden zich leden van de zigeunerband Tata Mirando en Stochelo Rosenberg. In het Gelders orkest speelt iemand met een altviool van De Louter.
Chris Simson van Magna Carta heeft een gitaar bij mij in onderhoud.
Er zijn dagen dat Hans de Louter geen klant ontvangt in zijn muziekwinkel aan de Arnhemseweg 139. Soms zijn het er drie of vier. De winkeltijden zijn erop aangepast: van maandag tot en met vrijdag is hij van 16.00 tot 18.00 uur geopend.
“Soms komt er iemand een snaartje halen, maar regelmatig gaat het toch om een reparatie of om het huren of kopen van een viool of ander snaarinstrument.”
Soms komt er ook iemand een oude viool, die hij op zolder heeft gevonden, gratis laten taxeren. De Louter heeft een passie voor muziek.
“Vreemd eigenlijk”, zegt hij, “mijn hele familie is a-muzikaal, maar mijn betovergrootvader blijkt de eerste pianostemmer van Nederland te zijn geweest.”
Hans de Louter verkoopt en verhuurt snaarinstrumenten, maar hij bouwt ze ook zelf en repareert instrumenten in zijn werkplaats, die achter zijn winkel ligt. Daarnaast speelt hij al een aantal jaren contrabas in het zigeunermuziekorkest Zingari.
In zijn leven heeft hij naar schatting zo’n 60 violen en altviolen gebouwd en zo’n 60 andere snaarinstrumenten, waaronder een aantal gitaren, mandolines, cello’s en bouzoukis.
“Je hebt er vrij veel vakkennis voor nodig, maar de basistechnieken voor het bouwen komen overeen.” Hij spreekt over snaarlengtes, halzen, houtsoorten, krommingen, toetsen, wel of geen schoudersteun, nerfdichtheid en over oude Duitse boeken waar hij kennis uit opdiept. “Je raakt er niet op uitgestudeerd. Het is teveel voor een mensenleven. Het blijft fascinerend hoe je klanken uit materiaal kunt halen.”
Techniek en gevoel
Hans de Louter is opgegroeid in Apeldoorn en heeft er zijn hele leven gewoond. Hij zal een jaar of dertien zijn geweest toen hij zijn eerste muziekinstrument maakte. “Ik raakte geïnspireerd door een film in de bioscoop over Woodstock, waarin Ravi Shankar een sitar bespeelde.” Na de havo bezocht De Louter een opleiding tot pianostemmer en –reparateur in Amsterdam. Na een aantal jaren besloot hij zelf snaarinstrumenten te bouwen. Hij volgde cursussen, ging in de leer bij muziekinstrumentenmakers, las veel en experimenteerde.
“We denken soms wel dat we het tegenwoordig zo goed weten, maar eigenlijk is er sinds Stradivarius in de zestiende eeuw niet veel veranderd. Opmerkelijk is dat we pas in 1970 door wetenschappelijk onderzoek iets zijn gaan begrijpen van klankeigenschappen.
Terwijl de vioolbouwers in de zestiende eeuw al wisten hoe de gulden snede, dus bepaalde verhoudingen, de basis vormt voor muziekinstrumenten. De viool dateert van de zestiende eeuw, de barokviool van midden negentiende eeuw.
Toch is geen viool hetzelfde. Bij het bouwen van een snaarinstrument gaat het niet alleen om techniek, materiaalgebruik en kleine finesses in de afwerking. Er is ook zoiets ondefinieerbaars als gevoel.”
Hans de Louter mag graag experimenteren bij het maken van instrumenten. Hij toont een dansmeesterviool, een klein viooltje dat een kopie is van een soortgelijk exemplaar dat Stradivarius ooit heeft gemaakt. “Je kunt wel verhoudingen nabootsen, maar je hebt toch je vakmanschap nodig om zo’n instrument te kunnen maken.”
Ook heeft hij een Lyra-mandoline gemaakt. “Daar zijn er vier van in de wereld. Ik zou graag nog een keer een heel nieuw instrument willen maken. Maar het probleem is dat er dan tegelijk mensen moeten zijn die een muzieksoort ontwikkelen, die daar bij aansluit.”